dinsdag 22 december 2009

Hekserij doet leven...

Ik plaats het citaat even terug in de context. In het vroeg moderne Europa (de periode die volgt op de middeleeuwen) werd armoede in categorieën verdeeld om zo te kunnen bepalen wie recht heeft op hulpverlening en wie niet.

Er werden voor de categorisering 3 criteria gebruikt:

  • Ongeschiktheid: men is niet instaat om in voor zijn eigen levensonderhoud in te staan.
  • Nabijheid: als de arme binnen het sociaal bereik leeft, door verwantschap of verblijfplaats moet men hen helpen, daarbuiten niet.
  • Meegaandheid: dit laatste criterium heeft betrekking op de volgzaamheid.
Als je als arme buiten deze categorieën viel had je dus pech. Het gaat hem dus vooral om het criterium nabijheid en meegaandheid, ongeschikt waren ze immers allemaal.
Één voorbeeld van de personen die buiten de categorie vielen waren zwervende rovers. Deze waren wat de verblijfplaats betreft vreemd. Door dit aspect waren de dorpslenen dus niet verplicht om hulpverlening te bieden. Meegaand waren ze ook helemaal niet. Het was tenslotte voor hun de enigste manier om het te kunnen redden. Met fysieke krachten dwongen ze de aalmoezen af.

Wie niet sterk was, moest dan wel slim zijn om in leven te kunnen blijven. Zwakkere armen die eveneens niet aan het criterium nabijheid voldeden moesten het op een andere manier zien te redden. Zij konden enkel overleven als de bevolking geloofde dat zij over bovennatuurlijke krachten beschikten. De meeste dorpelingen waren bang van dergelijke toverspreuken en deden alles wat ze konden om deze “heksen” gunstig te stellen met aalmoezen. Niet echt verwonderlijk dat de meeste dorpelingen hierin liepen als je terug denkt aan de tijdsgeest.

In deze zin heeft het geloof in hekserij zeker heel wat levens gered.
Het typebeeld dat we vandaag de dag hebben over de heksen als oude vrouwen kan misschien wel door dit historisch gegeven bepaald zijn.

Van geloof in hekserij naar heksenvervolging

Met de opkomst van onder andere de wetenschap verloor het christendom stilaan zijn machtpositie van tijdens de middeleeuwen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat toen wanneer ze heksen aanwezen als duivelaanbidders dat heel wat mensen hen geloofden. Ze waren immers doodsbang van de toverspreuken en waren het waarschijnlijk ook wel beu om telkens opnieuw aalmoezen te geven uit angst. Het was dan ook maar een kleine stap om hekserij te verruimen naar alle daden die onverklaarbaar zijn, want als ze hiertoe in staat zijn zullen ze ook wel in staat zijn om wrede daden te stellen die op elk moment als een bedreiging konden beschouwd worden. Het lijkt wel een wanhoopsdaad van het christendom om hun positie terug te winnen. Tenslotte waren het twee domicanen die Maleus Maleficarum schreven waar de hele heksenvervolging mee starttte. Het christendom is ook de enigste godsdienst waarin de heksenvervolgingen voorkwamen, dit bewijst toch duidelijk de koppeling tussen beiden.

Daarentegen is het niet mogelijk om het christendom als enige oorzaak van de hekserij te beschouwen, want zonder het oude volksgeloof in magie zou de heksenvervolging misschien wel nooit ontstaan zijn.

Naast het gegeven van het christendom en het oude volksgeloof waren er tussen 1500 en 1700 ook enkele sociaal- economische tegenslagen. De toenemende inflatie zorgde voor een steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk, voedselcrisis leidde tot hongersnood. Stedelingen en dorpelingen zochten een zondebok voor de aanhoudende tegenslagen en vonden de heksen als misdoeners.

Kortom hekserij en de vervolging blijft een zeer complex gegeven die altijd tot de verbeelding zal spreken. Al mogen we niet vergeten dat dergelijke wrede gebeurtenissen pure realiteit waren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten